Het weerstandsvermogen is de belangrijkste buffer voor risico’s waarvoor geen specifieke voorzieningen zijn getroffen. Het weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin we substantiële tegenvallers op kunnen vangen. Onderstaande figuur maakt duidelijk voor welk gedeelte van de risico’s we weerstandsvermogen aanhouden:
We onderscheiden daarbij 2 soorten risico’s:
Soort risico | Omvang 2024 | Toelichting |
---|---|---|
Externe risico’s | € 47,0 miljoen | (Humanitaire) rampen, pandemie, extreem weer, bedreiging van de veiligheid, vluchtelingenstromen, |
Rijk: financiële verhoudingen (ravijn 2027), decentralisaties, wet- en regelgeving | ||
Marktontwikkelingen: economische omstandigheden, loongebouw, prijsstijgingen, economie, rente, bestaanszekerheid | ||
Strategische risico’s die inherent zijn aan de aard van de organisatie | € 49,1 miljoen | Claims, bezwaren, rechtszaken, onderhandelingen, subsidies |
Exploitatierisico’s (o.a. sociaal domein open-einde regelingen) | ||
Grondexploitaties | ||
Totaal | € 96,1 miljoen |
Er is geen wettelijke normering voor het benodigde weerstandsvermogen. De raad heeft in 2014 de norm voor het weerstandsvermogen vastgesteld op 10% van het begrotingstotaal. Deze norm beweegt mee met de omvang van de begroting en daarmee met extra risico’s uit een hogere exploitatie. In de Kadernota 2025 is een aanscherping van de berekening aangekondigd, waarbij we de onttrekkingen aan reserves voortaan buiten beschouwing laten. Op deze manier voorkomen we dat de norm door overboekingen tussen reserves ‘kunstmatig’ te hoog is.
In het bestuursakkoord is daarnaast vastgelegd dat we onderzoeken of een dynamische norm voor het weerstandsvermogen passend is. We beoordelen daarbij of het weerstandsvermogen nog in verhouding staat tot de onderliggende risico’s en of er een bedrag aangevuld moet worden of onttrokken kan worden. De uitkomsten hiervan verwachten we in 2024. Het begrotingstotaal voor 2024 (exclusief de onttrekkingen aan reserves) bedraagt - evenals in 2023 - €1,1 miljard. De norm voor 2024 komt hiermee uit op €110 miljoen. De aanscherping heeft daarmee nog niet het verwachte effect op de norm. Dit nemen we mee in het onderzoek. Wel ligt de verwachte stand per 31 december 2024 met 127 miljoen ruim boven de norm. Het meerdere wordt via deze begroting ingezet in latere jaarschijven. In onderstaande tabel schetsen we de prognose voor verloop van het weerstandsvermogen. Dit beeld wordt uiteraard jaarlijks geactualiseerd, waarbij dan bezien wordt of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Weerstandsvermogen (x € 1 miljoen) | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 |
---|---|---|---|---|
Stand 1 januari | 138 | 127 | 119 | 108 |
Stortingen en onttrekkingen | -11 | -8 | -11 | -8 |
Stand 31 december | 127 | 119 | 108 | 100 |
Norm | 110 | 111 | 108 | 110 |
Verschil | 17 | 8 | 0 | -10 |
We kunnen niet alle risico’s kwantificeren. Daar staat tegenover dat we de stille reserves niet optellen bij het beschikbaar weerstandsvermogen. Stille reserves zijn waardecomponenten die vanuit de voorschriften niet op de balans mogen worden opgevoerd, zoals overwaarde in panden, voorraden en aandelen in andere ondernemingen en de waarde van de kunst die in ons bezit is. Het totaal van de risico’s en kwetsbaarheden ligt in 2024 onder de verwachte stand van het weerstandsvermogen.
Kengetallen
De kengetallen geven nadere informatie over de financiële positie van de gemeente. Hiervoor worden de volgende referentiewaarden gehanteerd:
minst risicovol | gemiddeld | meest risicovol | |
netto schuldquote | <85 | 85-130 | >130 |
netto schuldquote gecorrigeerd | <85 | 85-130 | >130 |
solvabiliteit | >50 | 20-50 | <20 |
grondexploitatie | <18 | 18-35 | >35 |
structurele exploitatieruimte | >0 | 0 | <0 |
belastingcapaciteit | <98 | 98-105 | >105 |
We berekenen de kengetallen op basis van een prognose van het balansbeeld (zie 4. Balans en toelichting).
Ten opzichte van de referentiewaarden scoren we 'gemiddeld' of 'minst risicovol'. De kengetallen blijven vanaf 2024 naar verwachting in dezelfde categorieën en geven in relatie tot de financiële positie geen aanleiding tot extra bijsturing.
(x € 1 miljoen) | NL2021 | R2022 | GB2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
netto schuldquote | 50% | 34% | 36% | 37% | 39% | 42% | 44% |
netto schuldquote gecorrigeerd | 43% | 33% | 35% | 36% | 38% | 41% | 43% |
solvabiliteitsratio | 38% | 44% | 43% | 42% | 41% | 40% | 39% |
grondexploitatie | 7% | 4% | 3% | 2% | 1% | 0% | 0% |
structurele exploitatieruimte | 3% | 11% | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% |
belastingcapaciteit | 98% | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% |
Raming BTW Compensatiefonds
Het Rijk houdt in de berekening van de algemene uitkering middelen apart voor de BTW-declaraties van gemeenten. Als gemeenten minder declareren dan komt de ruimte tot dit plafond achteraf alsnog tot uitkering. Gemeenten mogen in de raming van de algemene uitkering tot een bepaalde hoogte rekening houden met de uitkering van deze ruimte, op voorwaarde dat de omvang expliciet wordt vermeld in deze paragraaf. Op basis van de realisatiecijfers van 2022 nemen we een bedrag van €4,5 miljoen mee in de raming voor 2024.